Wie is verantwoordelijk voor het NOiV-beleid?

Actieplan HeemskerkOp 19 september is het weer Software Freedom Day. Vorig jaar was Gendo een van de hosts van de vele wereldwijde SFD-events. Van de organisatie van een van de events dit jaar kreeg ik een uitnodiging om deel te nemen aan een debatpanel. Door volle agenda kan ik er niet bij zijn maar bij deze mijn reactie op de stelling:

"Het falen van het Nederlandse open standaarden- en open source beleid is voor een groot deel te danken aan de vrije en open source wereld zelf."

Ben het op twee niveaus niet eens met de stelling:

1. De stelling wekt de suggestie dat de Nederlandse FOSS-community een significante invloed heeft op de vorming van het overheidsbeleid aangaande IT. Dat is in mij optiek niet zo. We mogen af en toe wel meepraten maar onze invloed is minuscuul in vergelijking met de macht van het ambtenaren apparaat, grote leveranciers en het politieke systeem dat door onwetendheid en onwil de status-quo in stand houdt.

2. Het is niet de taak van een losse groep vrijwilligers om verantwoording te nemen voor het functioneren (of niet-functioneren in dit geval) van het informatiebeleid van de overheid. Alle argumenten voor grootschalige adoptie van opensource software (technisch, financieel, bestuurlijk, strategisch, macro-economisch) zijn allemaal tot in den treure opgeschreven en uitgelegd door Jan, Brenno, mijzelf en vele andere in allerlei fora. Steekhoudende argumenten hiertegen ben ik nog nooit tegengekomen, wel veel FUD en onwetendheid.

Aangezien de door ons voorgestelde stappen in diverse landen om ons heen gewoon met succes worden uitgevoerd heeft het er sterk de schijn van dat het probleem vooral ligt bij de bestuurlijke cultuur van Nederlandse overheidsorganisaties. Dit is een factor die de FOSS community niet kunnen veranderen, de overheid moet adoptie van FOSS echt zelf willen in plaats van met tegenzin door ‘dwang’ vanuit het parlement per jaar minder te besteden aan FOSS dan per dag aan gesloten software.

Herman Tjeenk Willink heeft het fundamentele crisis waar de Nederlandse overheid zich in bevindt in 2008 al helder opgeschreven. In essentie is de overheid zo druk bezig met efficiënt zijn en bedrijfje spelen (inclusief het adopteren van met Angelsaksische termen doorspekt jargon) dat de meeste ambtenaren helemaal nauwelijks meer weten wat het verschil is tussen een overheid en het bedrijfsleven. Het woord burger is grotendeels verdwenen uit beleidsnotities. Wel wordt een gesproken over dienstverlening aan ‘klanten’ of ‘consumenten’.

In een dergelijke sfeer vallen argumenten over onafhankelijkheid van leveranciers, digitale duurzaamheid, lokale kenniseconomie en nationale soevereiniteit meteen dood. Deze zaken zijn voor de meeste bestuurders niet iets dat hun interesse heeft of waar zij op afgerekend worden.

Het is niet toevallig dat de adoptie van FOSS bij de overheden in landen om ons heen succesvol is. In Frankrijk, Duitsland en Spanje is de overheid nog een overheid en snapt met het belang van een verschil tussen publiek en privaat. Duitsland en Spanje hebben historische ervaring met de consequenties van het te veel vermengen van staats- en bedrijfsinvloed op de samenleving. Belangrijke lessen die zo goed geleerd zijn dat ze een paar generaties blijven hangen.

Zolang de invloedrijke ambtenaren geen interesse hebben in de argumenten die wij keer op keer naar voren brengen zal onze invloed marginaal blijven. Ook zal Nederland steeds verder achterlopen in Europa, ondanks onze oorspronkelijke voorhoede positie op beleidsniveau.

Dit alles wil niet zeggen dat ‘we’ niets te leren hebben op het gebied van slimme communicatie. Het daar over hebben is altijd nuttig.

Het belangrijkste obstakel voor effectieve lobby het feit is dat de meeste ‘lobbyisten’ voor een deel worden gedreven door commercieel eigenbelang. Daar is op zich niks mis mee maar het maakt de discussie onzuiver en de motivaties om te participeren onduidelijk voor buitenstaanders (met welke pet op zit u aan tafel?). De belangrijkste les die de community denk ik kan leren van de afgelopen paar jaar is dat er niet veel geld te verdienen is met het ‘helpen’ van een overheid die in het algemeen helemaal niet geholpen wil worden door een groep slecht georganiseerde idealisten die niet in staat zijn met 1 stem te spreken.

Af en toe valt er bij de Nederlandse overheid een opensource kruimel van tafel na het 7-gangen diner van ruim een miljard per jaar waar de proprietary software vendors zich aan laven. Een kudde kleine clubjes stort zich daar dan met veel enthousiasme op in de hoop een klein stukje van die kruimel te kunnen veroveren. Al met al en weinig verheffend schouwspel en niet iets waar je als twijfelende bestuurder of IT-manager een warm gevoel van krijgt.

Het diverse landschap aan organisaties, clubjes en webzijdes die (delen van) de Nederlandse community willen vertegenwoordigen is ook een zorgelijk teken van de versnippering van de community. Niemand kan spreken voor zelfs maar een grote minderheid en ook dat maakt het voor buitenstaanders erg lastig om te snappen wie ‘wij’ zijn en waar we voor staan. Op dit gebied kunnen we nog veel leren van ICT-Office, Microsoft en Centric. Van al deze partijen is het glashelder wie ze zijn en waar ze voor staan en ondanks dat zijn ze nog steeds heel welkom in de publieke sector.

Meer eenheid en minder gekibbel over geld en technische details zou de Nederlandse FOSS community tot een echte community kunnen maken. maar de echte bal ligt bij de overheid zelf.