Werkplek van de toekomst

Na een brainstormsessie met zo’n 50 medewerkers van Brunel Engineering vorige week werd mij gevraagd een bijdrage te maken voor het blad van Brunel over de werkplek van de toekomst. Kantoor 2028

Kantoor 2028

Hoe onze werkplek er over twintig jaar uitziet hangt af van twee fundamentele factoren. Ten eerste de ontwikkeling van technologische hulpmiddelen. Denk aan ICT-gerelateerde zaken als snelheid en kosten van computers, netwerken en opslagcapaciteit. Wetenschappelijke inzichten worden ingezet om dit allemaal gebruiksvriendelijker en effectiever te maken; bijvoorbeeld kennis van menselijke cognitieprocessen en neurologie. En dan heb je nog de plek zelf; met nieuwe materialen maken we straks fijnere stoelen en bureaus én gebouwen die zo in elkaar zitten dat ze ons maximaal faciliteren in onze mentale processen.

De tweede factor zijn we zelf. Ons vermogen om al deze hulpmiddelen effectief te gebruiken kan een bottleneck zijn. Technisch-wetenschappelijke ontwikkelingen lopen vaak zo’n tien tot twintig jaar voor op wat de meeste organisaties, en de mensen die daar rondlopen, aankunnen. Je krijgt dus grote verschillen tussen en binnen organisaties. Leeftijd, opleidingsniveau, achtergrond en attitude; het zijn allemaal factoren die van invloed zijn op het vermogen om te gaan met nieuwe hulpmiddelen. Daarnaast speelt het type werk een rol. Waar grafici en architecten het moeten hebben van de nieuwste middelen, zijn veel beleidsmakers nog prima af met hun twintig jaar oude tekstverwerker. En waar de een eenvoudig administratief werk heeft in een laag-geautomatiseerde organisatie, doet een ander complex, creatief en kennisintensief werk waarbij de grenzen van de technologische mogelijkheden worden opgezocht. Hét kantoor van de toekomst bestaat dus niet.

Ook in 2028 zitten veel mensen gewoon achter hun bureau, terwijl anderen ergens op de wereld ingeplugd zijn op het internet. Dat doen ze soms alleen, maar meer waarschijnlijk met andere mensen en in samenwerking met intelligente systemen die veel van het analytische en niet-creatieve werk overnemen. Maar voor iedereen zullen opleiding, training, begeleiding en toegang tot communities van kennis bepalend zijn voor de productiviteit.